max

je kan maar krijgen wat je zelf geeft

schilderij van joke bleys

Max was een gekneusde ziel toen ik hem in het asiel vond. Hij was 8 jaar, mismeesterd, verwaarloosd, vol kale plekken, 10 kilo te mager, kromp ineen als mijn arm boven schouderhoogte ging.

Max kende God noch gebod, amper zijn eigen naam. Beet mij als ik hem aaide, knapte naar mijn vrienden als ze te dicht kwamen. Maar iets in hem had diep in mij weerklank gevonden.

Ik had er mijn handen mee vol. Overvol.
En ik hield vol, met liefde en geduld.
Soms met wanhoop.
Het beterde zienderogen maar … ik slaagde er niet in zijn vertrouwen echt te winnen. Dus besloot ik met hem naar Lapland te gaan. We maakten er trektochten, sliepen samen in de tent, zwommen in de meren, 40 dagen lang. En we groeiden naar elkaar toe tot …

… hij op een dag achter een rendier wegschoot. Ik riep, ik brulde, het was niks gekort. Max was weg, de onmetelijkheid van Lapland in. Ik was hem kwijt.
Onwezenlijk wandelde ik terug naar de kampplaats. En vreemd genoeg viel er daar een soort berusting over me. Max had na jaren van knechting en het proeven van de vrijheid voor dat laatste gekozen. Ik kon het zelfs aanvaarden, wie weet had ik in zijn plaats wel hetzelfde gedaan. Met de duisternis kwam die avond ook de droefheid.

Rond middernacht, het kampvuur doofde langzaam uit, kraakte een tak in de verte. En nog een, dichterbij nu. Een hijgend geritsel naderde en in het flikkerend schijnsel van het vuur zeeg Max uitgeput neer. En toen wist ik : Max en ik, wij hebben een verbond. Hij dronk een halve emmer water en sliep een nacht, een dag en nog een nacht.

Dag op dag is het 2 jaar geleden dat ik hem heb moeten laten gaan. Na 7 prachtige jaren samen, na ontelbare avonturen was het op.
In de avonduren sliep hij vredig in, de ruigerd.